leestijd: 3 min
Een professional in de bouw – elke professional – draagt een zekere mate van verantwoordelijkheid voor de gebouwen waar hij aan meewerkt. Een verantwoordelijkheid voor het welzijn van de mensen die gebruik maken van het gebouw en van de directe omgeving, een verantwoordelijkheid voor de impact die het gebouw heeft op het milieu, een verantwoordelijkheid voor het behoud van de geldende waarden en normen in de samenleving. Hierbij draait het niet om energiezuinigheid of om het financiële plaatje, maar vooral ook om ethische aspecten.
Is het verantwoord dat mensen hun hele leven in een stenen omgeving doorbrengen? Is het verantwoord om de wensen en gezondheid van de toekomstige gebruikers van jouw gebouw te negeren of te onderschatten? Is het verantwoord dat het milieu dusdanig aangetast wordt dat volgende generaties niet meer in hun eigen behoeften kunnen voorzien? Op al deze aspecten kan een ontwerper in de bouw tijdens de ontwerpfase invloed uitoefenen.
Bestaansrede Architectuur
Deze verantwoordelijkheid brengt een zekere mate van macht met zich mee, maar helaas gaat het daar nu vaak mis. Die macht wordt vaak misbruikt om op korte termijn winsten te behalen, terwijl de gevolgen voor de lange termijn voor lief genomen worden. Er wordt gebouwd wat goed is voor de economie en voor de markt, niet wat noodzakelijk is voor het milieu of wat mensen daadwerkelijk willen hebben.
Een ontwerp voor een gebouw wordt nu vaak gericht op functionaliteit en de toepassingen van techniek. De technische ontwikkelingen gaan in een razend tempo en hierbij is het voorzien in de daadwerkelijke behoeften van mensen achtergebleven. En dat is vreemd voor een discipline die zich bezig houdt met het creëren van een leefomgeving waarbinnen het dagelijks leven zich afspeelt.
“When we built, we built relationships between people, and between built- and natural environments.” – Peter Graham 2
Architectuur en daarmee de bouwsector in het algemeen moeten in dienst staan van de mens en zijn behoeften 1. In het boek ‘Building Ecology’ omschrijft Peter Graham dit als volgt: “When we built, we built relationships between people, and between built- and natural environments.” 2. De relaties die wij als bouwers leggen, kunnen het leven van mensen veranderen evenals de gezondheid van natuurlijke omgevingen. Door vervolgens geen rekening te houden met de wensen en behoeften van de mens gaat de architectuur voorbij aan haar belangrijkste bestaansreden.
Ethiek & Duurzaamheid
Rekening houden met de wensen van gebruikers is ook van groot belang voor de duurzaamheid van de bebouwde omgeving en onze samenleving.
Stephen Kellert, David Orr en anderen wijzen op het belang van de betrokkenheid van mensen bij hun omgeving in relatie tot de duurzaamheid van de bebouwde omgeving. Kellert wijst erop dat duurzaamheid evengoed gaat over het in stand houden van gebouwen en omgevingen als dat het gaat om een ‘low environmental impact’. Technologie, hoe modern ook, zal achterhaald raken waardoor gebouwen over langere termijn gewoonweg niet duurzaam kúnnen zijn.
“Without positive benefits and associated attachment to buildings and places, people rarely exercise responsibility or stewardship to keep them in existence over the long run.” – Stephen Kellert 3
David Orr sprak al in 1993 van een noodzakelijke transformatie van waarden en normen van een “decent life” 4. Hij stelt dat de problemen waar onze samenleving voor staat, niet van technologische maar van ethische en spirituele aard zijn.
“It is about citizenship, duties, and obligations.” – David Orr 4
Referenties
- Wines, J., (2000), ‘Green Architecture’, 1e Druk, Koln: Taschen, pp.19
- Graham, P., (2008), “Buildign Ecology”, Blackwell Science Ltd, Oxford, pp.18
- Kellert, S.R., Heerwagen, J.H., Mador, M.L., (2008), “Biophilic Design – The Theory, Science, and Practice of Bringing Buildings to Life”, John Wiley & Sons, Hoboken, New Jersey, United States, pp.5
- Orr, D.W., (1993), “Love it or Lose it: The Comming Biophilia Revolution”, in Kellert S.R., Wilson, E.O. (1993), “The Biophilia Hypothesis”, Island Press, Washington, pp.415-440